2 apr 2009

De oude schommel


















Onze jeugd verliep zo anders dan alles wat we nu meemaken. We speelden in de tuin, of bij de buren, met vriendjes en vriendinnetjes. Als de zon ook maar even scheen waren we buiten te vinden. We maakten tenten, hielden winkeltje met bijeengespaarde potjes en doosjes. En steentjes of knopen waren onze betalingsmiddelen. Moederke en vaderke spelen was ook nog een favoriete bezigheid, waarbij de kleinsten vertroeteld werden en de grotere het huishouden deden.
Ik herinner mij nog de kleine broodjes die we van mijn moeder kregen en met een onscherp mes probeerden tot boterhammen te snijden. De tenten waren meestal kleurrijk, uit oude tafellakens of afgedankte bedspreien. Die spanden we dan tussen de wasdraden, zodat ze stevig waren. Ik spreek nu over de jaren direct na de tweede wereldoorlog. Ik was toen tussen zes en tien jaar oud. Bananen en een sinaasappelen (de eerste zag ik pas na de oorlog) waren nog niet zoveel voorradig. Maar appelen, kersen, lekkere blauwe pruimen, aardbeien, radijsjes, dat konden we allemaal verkopen in ons geimproviseerd winkeltje.
We hadden ook een grote schommel in de tuin, die bijna altijd bezet was, ook door de kinderen uit de buurt, die dat zelf niet hadden. Mijn grootvader, toen al een bejaard man, was dikwijls van de partij. Hij was een beetje onze engelbewaarder, maar we deden ook beroep op hem om de schommel te duwen.

Nu zitten kinderen soms uren voor de TV of aan de PC, ze hebben speciale spel-computers en alle mogelijke digitaal speelgoed. OK, men moet mee met de tijd, dat doe ik ook, maar alles met mate. Als onze kleinkinderen hier op bezoek zijn staat de PC af en ook de TV.
Dan worden de kikkers geteld in de kleine vijver, soms worden ze ook geplaagd door de ondeugende kleinzonen. Ze kijken toe hoe opa zaait en bloemetjes plant. Ze spelen verstopperke tussen de struiken, of tikkerke, of onze jongste kleindochter verzamelt de mooie beige keitjes die op de rijweg naar de garage liggen. En als ze dan moe zijn en met zwarte handjes en knietjes en een blozend snuitje komen vragen: "wanneer gaan we nu eten?" Zalig is dat toch, zo herinner ik het mij ook, al is dat lang, heel lang geleden, méér dan zestig jaar.
Maar wat geeft het als de body wat kraakt en niet meer zo goed vooruit wil, zolang het hart en de geest maar jong blijven, is er altijd hoop en kans op geluk!
Dit was zo maar een overweging bij deze mooie, romantische foto.
Lentegroet,
ria